BLOG: De geschiedenis herhaalt zich
Geschreven door Rinus Lameijer RM RT op 27 september 2017Mijn eerste schreden op het makelaarspad zette ik in het begin van de roerige jaren ’90. Ik was al redelijk op leeftijd voor een beginnend vastgoed-talent (35 jaar), ik had al een half leven achter me in de gokwereld van Holland Casinos.
Theoretisch tot de tanden gewapend, door een schriftelijke thuiscursus van het LOI, meldde ik mij in mijn standplaats Assen, en kwam daar al snel tot de conclusie dat er nog wel wat praktijkervaring bij mocht. Het was in die tijd nog zo dat de aspirant-makelaar een jaartje ervaring in het wild moest opdoen, gevolgd door een praktijktest bij de Kamer van Koophandel. Daarvoor moest ik panden taxeren, onder begeleiding van de grote mannen in de makelaardij van dat moment. Ik herinner me als de dag van gisteren dat ik op de zolder van het roemruchte kantoor van Oolders mijn uitwerkingen deed, onder het strenge, toeziende oog van Han Viergever, een van Oolders’ makelaars. Het heeft wat voeten in aarde gehad, maar ik ben daar doorheen gekomen, en mijn beëdiging voor de rechtbank volgde. “Nou Rinus, gefeliciteerd hoor,” voegde een cynische collega mij toe (nee, we noemen geen namen), “je kunt nu gelegitimeerd de mensen gaan besodemieteren”. Niet veel grappiger dan Van ’t Hek over makelaars (“wat moet je nu over Harrie Mens zeggen? Nou ja, die is makelaar, dat is op zich al erg genoeg niewaar?”), maar wel origineler. Ik mocht in elk geval wel, met de felbegeerde titel, geheel zelfstandig aan de slag.
De stad werd in die dagen in hoofdzaak gedomineerd door een tweetal lokale kantoren; het eerder genoemde kantoor van Jelle Oolders en een kantoor, toen al niet meer in eigendom bij de naamgever, Klinkenberg. Daarnaast opereerde een heel trosje kleine kantoren en twee stevige middenmoters, in hoofdzaak in de woningmarkt. Jelle Oolders had een grote portefeuille bestaande woningen, maar was daarnaast ook een grote naam op het gebied van bedrijfspanden. Hij had een aantal makelaars in dienst en natuurlijk de in die tijd onmisbare binnendienstbrigade. Het kantoor was gehuisvest in één van de statige villa’s aan de Singel. Klinkenberg was net een beetje groter, met Ad van Rooyen als directeur en makelaar voor bedrijven, en de mensen voor woningen, hypotheken en binnendienst.
Ik kwam daar kijken als directeur van de vestiging Assen, van het regionale kantoor van Boelens Jorritsma. Dat leek heel wat, maar ik had 6 woningen in de verkoop en één telefoniste van 18 lentes achter de balie, waar ik de baas over mocht spelen. Ik keek hoog op tegen de grote mannen, en hoopte net zo groot te worden. Intussen kwam ook een ander regionaal kantoor, Kamminga makelaars, op het idee het te gaan proberen in Assen. Een geduchte concurrent erbij, met een indrukwekkende vestigingsdirecteur van minstens 100 kilo. Maar, wij waren de regionale kantoren, met een grote schare collega’s op de andere vestigingen, een imposant hoofdkantoor in Groningen en de landelijke contacten. Binnen een jaar of 5 waren beide kantoren uitgegroeid tot de grote jongens ter plaatse. Het kantoor van Oolders was intussen helemaal van het toneel verdwenen, en ook Klinkenberg was geslonken tot een schim van wat het ooit was in de gloriejaren van 1990 tot 2000.
Het ging ons goed, en we meenden op de goede weg te zijn. Professionalisering van de dienstverlening, landelijke samenwerkingsverbanden, indrukwekkende opleidingen en fraaie kantoren. Maar zoals de titel van dit artikel al aangeeft, nu in goed Nederlands: l’histoire se repète. Kamminga werd Meeus, de indrukwekkende vestigingsdirecteur begon voor zichzelf in Groningen, en het kantoor stierf een stille dood. Boelens Jorritsma bleef tot het begin van de kredietcrisis, maar ging daarin toen ten onder. De kleine kantoren hebben het veelal overleefd. Er zijn inmiddels nieuwe namen aan het opklimmen tot de status van de eerdere, roemruchte twee kantoren uit de jaren ’90 en de twee uit de jaren ’00. Geeft wel te denken over vergankelijkheid van zakelijk succes en het leven in het algemeen.
Een paar weken terug fietste ik naar ons nieuwe kantoor aan de Javastraat, en ik zag in het voorbijgaan een oude man op het voetpad. Hij liep een beetje krom, met een stok. Hij kwam me bekend voor, ik moest even graven. Verroest, het was Jelle Oolders. Die was oud geworden, maar het deed me deugd hem nog zo kwiek door zijn stad te zien rondstappen. Dat hoop ik tegen die tijd ook nog te doen. Ik zette de fiets weg, en liep door de Rolderstraat naar de parkeergarage. Aan de overkant van de straat meende ik een andere oude man met me te zien oplopen. “Wat lijkt die ouwe op mijn vader”, dacht ik nog. Toen ik nog eens beter keek, bleek het mijn spiegelbeeld in de etalage van het fraaie, nieuwe winkelcomplex. Ach jee, is het inmiddels al weer zo laat? Dan gaat de tijd toch nog sneller dan ik zelf al dacht.